
Het belastingkrediet voor Franse dividenden
Sinds het Hof van Cassatie dit principe enkele jaren geleden expliciet bevestigd heeft, hebben heel wat investeerders via een bezwaarschrift dit belastingkrediet alsnog opgeëist.
Bij het behandelen van al deze dossiers heeft de fiscus gemeend een bijkomende voorwaarde te kunnen opleggen, alvorens tot terugbetaling van het belastingkrediet over te gaan. Meer bepaald, was ze van oordeel dat het belastingkrediet enkel kon/kan genoten worden, indien de Belgische belegger de Franse dividenden ook effectief in zijn aangifte personenbelasting had opgenomen – zelfs in de hypothese waarin reeds bevrijdende roerende voorheffing op die dividenden door een Belgische bank was ingehouden.
Dit standpunt was van in het begin zeer gecontesteerd en was regelmatig voorwerp van discussie bij rechtbanken van eerste aanleg en hoven van beroep. Op 23 november 2023 heeft het Hof van Cassatie zich in twee arresten over de zaak gebogen en een eind gemaakt aan de discussie. Het heeft eens te meer geoordeeld dat het dubbelbelastingverdrag voorrang heeft op het Belgisch intern recht en dat er nergens in het verdrag te lezen staat dat de toekenning van het belastingkrediet afhankelijk is van bepaalde formele vereisten. Het door de fiscus ingenomen standpunt is m.a.w. onwettig.
Belastingplichtigen die reeds eerder een teruggaveverzoek indienden, kunnen zich onmiddellijk op die arresten beroepen. Investeerders voor wie het standpunt van de fiscus een belemmering was om een bezwaarschrift in te dienen, kunnen overwegen dit alsnog te doen. Indien zij de nodige stappen ondernemen vóór het jaareinde, kunnen zij het belastingkrediet claimen sinds kalenderjaar 2019.