De Belgische fiscus begraaft de strijdbijl na een nieuwe veroordeling inzake het belastingkrediet voor Franse dividenden

Samengevat
- Beleggen in Franse aandelen wordt fiscaal voordeliger.
Waarover gaat het ?
De algemene methodiek, die voor vele buitenlandse dividenden geldt, is bekend: bij uitkering van een bruto-dividend van 100 zal er eerst buitenlandse bronheffing worden ingehouden van bijvoorbeeld 15[1], waardoor er 85 overschiet. Op dit bedrag wordt dan de Belgische belasting/roerende voorheffing (30%) berekend. Netto blijft er voor de belegger dan 59,50 over.
Deze wijze van belastingheffing is in overeenstemming met de meeste dubbelbelastingverdragen (DBV) die België heeft afgesloten. Het DBV tussen België en Frankrijk wijkt hiervan echter af. Dit oude en atypische DBV voorziet in de toekenning van een forfaitair belastingkrediet t.b.v. 15% van het bedrag dat in België aan belasting onderworpen wordt. Zodus, op basis van voorgaand cijfervoorbeeld: 15% op 85, hetzij 12,75. Hierdoor stijgt het netto-dividend van 59,50 naar 72,25. Merk op dat de situatie anno 2021 nog iets voordeliger is (zie verder).
Echter, het DBV was dermate dubbelzinnig opgesteld dat de fiscus en de (oude) rechtspraak dit belastingkrediet nooit toestonden. Gelukkig voor de belastingplichtige is hier de laatste jaren verandering gekomen: niet alleen heeft het Hof van Cassatie in 2017 en in 2020 geoordeeld dat de beleggende Belg recht heeft op dat belastingkrediet van 15%, maar bovendien – en niet minder belangrijk – heeft de fiscus zich zeer recent bij deze rechtspraak neergelegd.
Wat betekent dit dan in de praktijk ?
- Het claimen van dit belastingkrediet (in het vakjargon: het "FBB" - het forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting) dient door de belegger te gebeuren. Via het indienen van een bezwaar of een verzoek tot ambtshalve ontheffing kan het belastingkrediet alsnog gevorderd worden voor de periode 2017 t.e.m. 2021. Beleggers wordt aangeraden hiervoor tijdig contact op te nemen met hun fiscaal raadgever.
- Het gaat voornamelijk om dividenden van Franse aandelen en soms ook om distributies uit Franse fondsen (FCP, SICAV), aangezien enkel die uitkeringen een Franse bronheffing ondergaan. Franse couponbetalingen komen niet in aanmerking, aangezien hierop in de regel geen Franse bronheffing wordt ingehouden.
- Enkel in België wonende natuurlijke personen kunnen zich op dit verdragsvoordeel beroepen, Belgische vennootschappen niet. Belgische stichtingen en VZW’s kunnen zich eveneens op de Cassatie-rechtspraak beroepen, op voorwaarde dat ze niet aan de vennootschapsbelasting onderworpen zijn. Niet-inwoners zijn niet geïmpacteerd, aangezien zij niet onder het DBV BE-FR (kunnen) vallen.
En in cijfers?

Toch nog rekening houden met...
- verscheidene wijzigingen aan de belastingtarieven in België (27% -> 30%) en Frankrijk (30% -> 28% -> 26,5% en 15% -> 12,8%) de afgelopen jaren, waardoor bovenstaand voorbeeld zal verschillen, naargelang het gekozen jaar.
- het feit dat, tot nader order, de fiscale wetgeving – en dan meer bepaald, de regels omtrent de inhoudingsverplichting door de banken – niet wijzigt. Dit betekent dat Belgische banken verplicht blijven om de roerende voorheffing te berekenen en in te houden op een belastbare waarde van 87,20, respectievelijk 73,50. Beleggers zullen m.a.w. ook in de toekomst nog de nodige stappen moeten zetten om het belastingkrediet te bekomen. Al zal e.e.a. waarschijnlijk geen lang leven meer beschoren zijn, want…
- een nieuw dubbelbelastingverdrag tussen België en Frankrijk waarover, naar verluidt, al informeel akkoord is tussen beide landen en waarin dit belastingkrediet niet langer is opgenomen. Vanaf inwerkingtreding van het nieuwe verdrag (ten vroegste 2022) zal dit belastingkrediet bijgevolg niet langer kunnen genoten worden en belanden we terug in de ‘oude situatie’ uit het voorbeeld hierboven.
- enkele praktische zaken: niet alleen zal door het instellen van deze procedure een stukje anonimiteit omtrent de beleggingsportefeuille opgegeven worden (in zoverre die nog bestaat), bovendien zal ieder voor zich moeten uitmaken of de (procedure)kosten opwegen tegen de (fiscale) opbrengsten.
[1] In de mate dat het internrechtelijke tarief aan (buitenlandse) bronheffing hoger is dan de maximale bronheffing die in het dubbelbelastingverdrag is afgesproken, kan men achteraf teruggave vragen. Soms kan dit ook onmiddellijk gebeuren op het moment van de dividendbetaling zelf en dan spreekt men van ‘relief at source’ (RaS).