Javascript is required

De Kaaimantaks 2.1: let op voor de zeer verregaande gevolgen!

Sinds de invoering van de Kaaimantaks een tiental jaar geleden, worden bepaalde buitenlandse, laag belaste vennootschapsstructuren op een fiscaal transparante wijze belast in hoofde van de (erfgenamen van de) “oprichter” of in hoofde van de “begunstigde” van een uitkering. Ten aanzien van de Belgische fiscus worden deze “juridische constructies” met andere woorden genegeerd en wordt de betreffende oprichter/begunstigde in de Belgische (rechts)personenbelasting niet alleen verplicht deze structuur aan te melden in zijn aangifte, maar ook en vooral belast alsof hij de inkomsten die deze juridische constructie heeft ontvangen, zélf rechtstreeks heeft geïnd. 

Maar daar stopt het niet! Naast de doorkijkregeling worden uitkeringen van de juridische constructie in hoofde van de begunstigde behandeld als dividenden, waarop mogelijk 30% belasting verschuldigd is (hetzij via inhouding roerende voorheffing, hetzij via aangifte in de (rechts)personenbelasting). Een complexe set aan regels moet evenwel een dubbele heffing vermijden.

Deze uiterst ingewikkelde wetgeving is sinds haar invoering reeds meermaals gewijzigd, de laatste keer eind vorig jaar. Kort samengevat, dient men met ingang van kalenderjaar 2024 onder meer rekening te houden met volgende nieuwigheden: 

1. Exit-taks

Anders dan voorheen, zal bij emigratie van de “oprichter” (pm: dit is een begrip eigen aan de Kaaimantaks en kan voor de rest van dit artikel begrepen worden als ‘aandeelhouder’ of iemand die als ‘UBO’ van de juridische constructie is opgenomen in het UBO-register) een eindheffing als Belgisch fiscaal inwoner opgelegd worden. Deze eindheffing zal berekend worden op de (niet-uitgekeerde) waarde van de juridische constructie. Het belastingtarief zal 30% bedragen.

Een gelijkaardige belastingheffing zal gebeuren bij (1) inbreng van een juridische constructie in een andere juridische constructie en (2) bij zetelverplaatsing van de juridische constructie zélf naar een ander land dan België. De overdracht van die kapitalen naar België wordt m.a.w. aangemoedigd.

2. Belastingheffing bij uitkering van belastingvrije meerwaarden op aandelen of op buitenlands vastgoed

Tot voor kort konden meerwaarden op aandelen of meerwaarden op buitenlands onroerend goed die door de juridische constructie belastingvrij gerealiseerd werden, binnen de toepassing van de Kaaimantaks zonder belastingheffing uitgekeerd worden aan de begunstigde. Hieraan is nu een einde gekomen: dergelijke uitkeringen aan de begunstigde van de juridische constructie worden vanaf nu als gewone dividenduitkeringen beschouwd en zullen in hoofde van de begunstigde aan 30% belasting onderworpen worden.

3. Duidelijkheid omtrent de Franse SCI, de Nederlandse STAK en sommige Luxemburgse vehikels

Tijdens de parlementaire voorbereiding is uitdrukkelijk bevestigd dat zowel de SCI, als de STAK zullen kwalificeren als juridische constructie. Dit betekent m.a.w. dat oprichters/begunstigden van een dergelijk vehikel vanaf nu aan de meldingsplicht in de aangifte (rechts)personenbelasting zullen onderworpen zijn. Zij zullen het desbetreffende vakje in hun Belgische aangifte moeten aanduiden en de juridische constructie moeten identificeren.

Inzake transparante belastingheffing moet uiteraard wel blijvend rekening gehouden worden met de eventuele toepassing van belastingverdragen. Zo voorziet het Belgisch-Frans verdrag dat Frankrijk heffingsbevoegd is (en blijft), wat betreft de door de SCI ontvangen huurvergoedingen. Ontvangt de SCI echter geen huurinkomsten, dan zal België heffingsbevoegd zijn en deze belastingheffing ook effectief kunnen uitoefenen onder toepassing van de Kaaimantaks.

Wat de Nederlandse STAK betreft, dient een onderscheid gemaakt te worden tussen degene die uitsluitend houdster zijn van gecertificeerde aandelen van een Belgische NV of BV enerzijds en degene die houdster zijn van andere activa (bvb. effectenportefeuille, kunstcollectie, onroerend patrimonium, …) anderzijds. De eerste groep STAK’s ondergaat al meer dan 20 jaar een vorm van transparante belastingheffing op basis van andere wetgeving. Hieraan verandert in principe niets. De tweede groep STAK’s zal nu ook onder de Kaaimantaks gaan vallen. Hoe dat er juist moet gaan uitzien is vandaag nog niet helemaal uitgeklaard. Naar verluidt, is er een parlementaire vraag in voorbereiding waarin de Minister van Financiën om concrete richtlijnen zal worden verzocht.

Wat Luxemburg betreft, is bevestigd dat de SPF, maar mogelijks ook de SOPARFI zullen kunnen kwalificeren als juridische constructie, met toepassing van de aanmeldplicht en de Kaaimantaks tot gevolg.

4. Een veel strakkere “substance”-vereiste

Juridische constructies blijven buiten het toepassingsgebied van de kaaimantaks, indien ze kunnen aantonen dat ze niet als ‘postbusvennootschap’ dienen, maar wel degelijk een operationele activiteit hebben in het land van vestiging. Deze bewijslast wordt nu veel duidelijker en strikter omschreven. Zo moet de activiteit bestaan uit het leveren van goederen of diensten ( het beheer van privé-vermogen is uitgesloten), die activiteit moet “wezenlijk” zijn en ondersteund worden door een daarbij horend passend geheel van personeel, activa, uitrusting en gebouwen.

5. Fonds dédiés

Eigen (compartimenten van) beleggingsfondsen konden al onder de toepassing van de Kaaimantaks vallen, indien de deelbewijzen ervan werden aangehouden door één persoon of meerdere met elkaar verbonden personen. Omdat uit de praktijk bleek dat soms met stromannen werd gewerkt om deze voorwaarde te omzeilen, is de wet nu verstrengd: indien één of meerdere met elkaar verbonden personen minstens 50% van de deelbewijzen van het fonds aanhouden, zal dit fonds als een juridische constructie kwalificeren. Hetzelfde indien er geen onafhankelijke vermogensbeheerder werd aangesteld of indien deze vermogensbeheerder onvoldoende onafhankelijk opereert (weerlegbaar vermoeden). Merkwaardig genoeg zullen ook de minderheidsaandeelhouders in scope vallen van de kaaimantaks!

6. Tussenconstructies

Het tussenschuiven van een (normaal belaste) vennootschap is niet langer een manier om aan de kaaimantaks te ontsnappen. Dit impliceert een significante uitbreiding van de kaaimantaks. Voortaan moet de belastingplichtige elke (niet-Belgische) entiteit in de keten afzonderlijk analyseren om na te gaan of de kaaimantaks van toepassing. Bovendien zal de belastingplichtige op heel wat praktische problemen stuiten.

7.  Extra bijlage bij de aangifte (rechts)personenbelasting – Verlengde onderzoeks- en aanslagtermijn

Naast de reeds bestaande aanmeldplicht ingeval een juridische constructie wordt aangehouden én de aangifteplicht van belastbare inkomsten bij toepassing van de Kaaimantaks, wordt er nu voorzien in nog een nieuwe verplichting, m.n. het vervolledigen en indienen van een specifieke Kaaimantaks-bijlage bij de aangifte (rechts)personenbelasting. De reden hiervoor is zuiver budgettair: men wil zicht krijgen op de opbrengsten van de Kaaimantaks. Deze bijkomende informatie zal al toegevoegd moeten worden bij de aangifte over inkomstenjaar 2023.

In de marge hiervan geven we tot slot nog mee dat van zodra er (inkomsten uit) een juridische constructie wordt/worden aangegeven, de klassieke verjaringstermijn van drie jaar waarin de fiscus de aangifte kan controleren en rechtzetten, niet langer speelt en dat een tienjaarstermijn in de plaats komt. 

Tags

Artikel
Uw vermogen
Actueel
Belastingaangifte
Fiscaliteit
Tweede woning

Lees ook

Ontvang maandelijks relevante artikels in uw mailbox.

Meld u aan voor de nieuwsbrief