Aandachtspunten bij de uitkering van de liquidatiereserve

Samengevat
- Wat is de liquidatiereserve?
- Een dividenduitkering uit de liquidatiereserve?
- Impact nieuw vennootschapsrecht?
Wat is de liquidatiereserve? Een terugblik
Starten doen we met een korte terugblik: Per 1 oktober 2014 schafte de regering Di Rupo het 10%-tarief af op de liquidatiebonus bij een vereffening van een vennootschap. Sindsdien is de liquidatiebonus onderworpen aan het gewone tarief roerende voorheffing (toen 25%, ondertussen 30%). Deze maatregel botste op massaal protest. Ter compensatie werd de ‘interne liquidatie’ geïntroduceerd. Dit was een tijdelijke maatregel waarbij de historische reserves werden uitgekeerd aan 10%, maar onmiddellijk dienden ingebracht te worden in het kapitaal. Na een vier- of achtjarige wachtperiode kon dit belastingvrij uitgekeerd worden via een kapitaalvermindering. Deze tijdelijke maatregel bood evenwel geen oplossing voor de vanaf boekjaar 2012 gereserveerde winsten.
Na het uitdoven van deze tijdelijke maatregel voerde de regering Michel I in 2014 een permanente regeling in: de ‘liquidatiereserve’.
Beperkt tot KMO-vennootschappen
In tegenstelling tot de ‘interne liquidatie’ kunnen enkel kleine vennootschappen (art. 1:24 WVV) gebruik maken van de liquidatiereserve. Een vennootschap wordt als klein beschouwd indien in het laatste afgesloten boekjaar niet meer dan één van volgende grenzen wordt overschreden:
- Jaargemiddelde van het personeelsbestand: maximum 50;
- Jaaromzet (excl. BTW): maximum 9 000 000 EUR;
- Balanstotaal: maximum 4 500 000 EUR
Let wel: bij verbonden ondernemingen worden deze criteria op geconsolideerde basis beoordeeld.
Voorfinanciering van 10% vereist
Dit gunstregime laat toe dat KMO-vennootschappen jaarlijks hun winst (na vennootschapsbelasting), deels of volledig, kunnen toewijzen aan een zgn. ‘liquidatiereserve’. Dit kan echter niet zomaar: bij de aanleg van zo’n liquidatiereserve is een belasting van 10% van het gereserveerde bedrag verschuldigd. Hiertegenover staat dan wel dat wanneer bij latere vereffening van de vennootschap de liquidatiereserve wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders, zij hierop niet meer worden getaxeerd. De heffing van 10% bij aanleg van de reserve maakt met andere woorden onmiddellijk de eindheffing uit.
Men hoeft echter niet de latere vereffening van de vennootschap af te wachten. Uit de gereserveerde winsten kunnen immers ook dividenden worden geput, mits betaling van een aanvullende roerende voorheffing.
Bij een dividenduitkering binnen de 5 jaar zal er een aanvullende roerende voorheffing verschuldigd zijn van 20%. Indien er ná een wachtperiode van 5 jaar dividenden worden uitgekeerd, zal er slechts een roerende voorheffing verschuldigd zijn van 5%.
Een dividenduitkering uit de liquidatiereserve?
Over boekjaar 2014 werden de eerste liquidatiereserves aangelegd. Vanaf 2020 is de 5-jarige wachtperiode verstreken en kunnen deze reserves fiscaalvriendelijk uitgekeerd worden via een dividenduitkering mits betaling van ‘slechts’ 5% roerende voorheffing.
De praktijk leert ons dat indien een liquidatiereserve wordt aangelegd, men meestal de intentie heeft om deze reserves op korte tot middellange termijn over te hevelen naar het privé-vermogen. Vaak staan de liquiditeiten louter ‘geparkeerd’ in de vennootschap gedurende de 5-jarige wachtperiode.

Bovendien stellen we vast dat deze liquidatiereserve cyclisch wordt aangelegd. Via onderstaande schema trachten we dit te visualiseren. Net zoals in voorgaand schema veronderstellen we dat het boekjaar gelijk loopt met het kalenderjaar.

Rekening houdend met deze twee vaststellingen, kan het aangewezen zijn om de beleggingsportefeuille van de vennootschap hierop af te stellen, rekening houdend met het risicoprofiel en uw persoonlijke wensen.
Let op: Impact nieuw vennootschapsrecht? Dwingende bepaling van toepassing vanaf 2020
Op 1 mei 2019 is het nieuwe Wetboek Vennootschappen en Verenigingen in werking getreden. Alle vennootschappen, opgericht vanaf dan, vallen onder de toepassingssfeer van dit nieuwe wetboek. Voor alle bestaande vennootschappen is een overgangsperiode voorzien die verstrijkt eind 2023. Echter bepaalde (nieuwe) regels zijn van dwingend recht en zijn reeds van toepassing vanaf 1 januari 2020. En dit ongeacht of de statuten van de vennootschap reeds in overeenstemming werden gebracht met het nieuwe recht.
BV en CV: dubbele uitkeringstest
Zo zijn de regels omtrent de winstuitkeringen van dwingend recht en sinds 1 januari 2020 van toepassing! Zo moet elke dividenduitkering van een BV en CV voortaan onderworpen worden aan een dubbele test: Enerzijds de ‘netto-actieftest’ en anderzijds de ‘liquiditeitstest’. De netto-actieftest bestond reeds onder het oude wetboek en bleef grotendeels hetzelfde ingevuld: door de uitkering mag het netto-actief van de vennootschap niet negatief worden. Deze test geldt trouwens ook voor NV’s waarbij het netto-actief ingevolge de uitkering niet mag dalen beneden het bedrag van het gestorte kapitaal, vermeerderd met de bij wet niet uitkeerbare reserves.
De liquiditeitstest is wel een nieuw begrip in het vennootschapsrecht en komt er op neer dat het bestuursorgaan moet nagaan of de BV of CV na de dividenduitkering over een periode van minstens 12 maanden nog al haar schulden kan aflossen ‘volgens de redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen’. Voorafgaand aan de algemene vergadering die beslist over de uitkering van de liquidatiereserve zal het bestuursorgaan een prognose moeten opmaken aan de hand van historische, maar ook toekomstige boekhoudkundige en financiële informatie om de liquiditeitstest te beoordelen.
De sanctie bij niet-correcte uitvoering van de testen
Indien blijkt dat de leden van het bestuursorgaan wisten of hadden moeten weten dat de vennootschap ingevolge de dividenduitkering niet langer in staat is haar schulden af te lossen, dan zijn ze tegenover de vennootschap en derden hoofdelijk aansprakelijk voor alle daaruit voortvloeiende schade.
Ook de aandeelhouders kunnen aangesproken worden. De vennootschap kan elke (dividend)uitkering die in strijd is met de dubbele test van de aandeelhouders terugvorderen, ongeacht hun goede of kwade trouw.
Het bovenstaande toont het belang aan om deze liquiditeitstest voldoende te onderbouwen, bij voorkeur onder de vorm van een financieel plan en dit alles op te nemen in een bijzonder bestuursverslag, ondanks er geen neerleggings- of publicatieverplichting is voor het verslag.
Slotsom
De liquidatiereserve is een fiscaalvriendelijk manier voor KMO-vennootschappen om vermogen over te hevelen naar het privé vermogen van de aandeelhouder. Toch blijven er enkele aandachtspunten:
Ten eerste dient men na te gaan of het aanleggen van een liquidatiereserve wel zinvol is. Immers dit gaat gepaard met de onmiddellijke betaling van de 10% heffing.
Ten tweede dient men te overwegen hoe de vennootschap de liquiditeiten kan structureren gedurende de vijfjarige wachtperiode, rekening houdend met uw risicoprofiel.
Ten slotte dient de BV en CV de nieuwe ‘liquiditeitstest’ te beoordelen op moment van de dividenduitkering.