Update Obligaties: Waarom de korte rente daalt

De rente op 10-jarige Amerikaanse staatsobligaties noteert momenteel rond de 4,25% en ontwikkelt zich vooralsnog zoals verwacht. Maar vanuit de technische analyse ontstaan signalen die erop wijzen dat de renteniveaus de komende maanden van richting kunnen veranderen.
In de obligatiemarkten gaat momenteel veel aandacht uit naar het kortere deel van de rentecurve, oftewel obligaties met een kortere looptijd. Dit deel van de curve profiteert het meest als de Federal Reserve (Fed) een reeks renteverlagingen doorvoert. De Fed slaat inderdaad een steeds meer verruimingsgezinde toon aan. Daarnaast vragen beleggers zich af of de onafhankelijkheid van diezelfde Fed in het geding komt door de opstelling van de regering-Trump. Ook hebben beleggers momenteel maar beperkte belangstelling voor langlopende obligaties. En de inflatieverwachtingen voor de lange termijn zijn gestegen. Al deze factoren dragen ertoe bij dat het verschil tussen de rente op kortlopende en langlopende obligaties groter wordt. Voorlopig vertaalt deze dynamiek zich in een lagere rente aan de korte kant van de curve, terwijl de langetermijnrente relatief stabiel blijft.
In Europa wordt steeds meer gespeculeerd over de vraag of Groot-Brittannië of Frankrijk hulp van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) nodig hebben. De rente op 10-jarige Franse staatsobligaties bevindt zich rond de 3,48%, wat 78 basispunten hoger is dan de rente op hun Duitse tegenhangers. Onze economen verwachten dat dit renteverschil de rest van het jaar zal aanhouden. Op 8 september staat een motie van wantrouwen in het Franse parlement op de agenda, wat mogelijk leidt tot nieuwe parlementsverkiezingen. Voorlopig nemen de financiële markten een afwachtende houding aan.
De begrotingsvooruitzichten van Frankrijk blijven zorgwekkend. De Franse staatsschuld bedraagt momenteel ongeveer 114% van het bbp. De Europese Commissie verwacht dat dit percentage tegen het einde van 2026 zal zijn opgelopen tot 118%. De EU heeft gewaarschuwd voor verschillende uitdagingen waar Frankrijk mee worstelt. Denk hierbij aan vertragende groei, stijgende tekorten, oplopende schulden – en een politieke impasse over voorgestelde bezuinigingen. De Franse regering moet een manier vinden om tegen 2026 EUR 44 miljard aan bezuinigingen door te voeren om te voldoen aan de EU-eisen voor een evenwichtige begroting.
Als we uitzoomen, dan zien we dat overheden wereldwijd meer geld uitgeven, wat resulteert in een hogere uitgifte van leningen en een hogere schuldratio (debt-to-GDP). Dit markeert een overgang van wat economen een ‘spaaroverschot’ noemen naar een ‘obligatieoverschot.’ Overheden tasten dieper in de buidel en geven meer obligaties uit om hun bestedingen te financieren. Misschien is de bezorgdheid hierover van tijdelijke aard. Voor beleggers zou het een opluchting zijn als overheden hen ervan kunnen overtuigen dat er economische groei in het verschiet ligt. Daarnaast is het van belang dat centrale banken zich blijven inzetten voor hun inflatiedoelstellingen en dat zij hun onafhankelijkheid behouden. Het is dan ook essentieel dat politici duidelijk blijk geven van hun steun aan centrale banken bij het vervullen van hun taken.
Te midden van deze onzekere omstandigheden geven wij de voorkeur aan obligaties van hoge kwaliteit. We zijn minder enthousiast over obligaties met lange looptijden.